Door Marco Nijbakker
Dit verhaal is niet gebaseerd op een waargebeurd verhaal, maar sommige van de feiten kloppen wel, zoals dat er van de 16e eeuw tot de 18e eeuw een korenmolen in Pompenburg stond.
1579, Pompenburg.
Johan zette de pot met gestampte koren weg. Hij veegde het zweet van zijn voorhoofd. De hele dag was hij al bezig geweest met het koren tot meel te stampen. Hij had nu drie potten vol. Die had hij bij de overige 14 potten gezet. Daarvan zou er twee derde naar de landheer gaan, samen met de helft van de broden. Dat was de provisie die ze aan hun heer moesten betalen voor dat seizoen. Nou ja, eigenlijk moesten ze meer geven, maar als ze dat zouden doen zouden ze te weinig voor henzelf overhouden om te verkopen en te eten. Ze hadden dit jaar geen goede oogst gehad. Toegegeven, het had slechter kunnen gaan. Maar heer Karel zou niet blij zijn. Met een kreun kwam Johan overeind. Hij had uren achter elkaar gezeten en nu had hij kramp in zijn benen. Een beetje geërgerd liep hij naar buiten. Toen hij buiten kwam, knipperde hij met zijn ogen. Het licht was buiten erg fel vergeleken met de benauwde werkkamer in de molen met als enige lichtbron een klein raampje bovenin en voor wanneer het donker was een kaars. Toen Johan gewend was geraakt aan het felle licht van de zon, keek hij om zich heen. Met zacht geklots draaide de molen in de Pompenburgsingel. Hij stond op het kleine zandweggetje dat de molen met de straat verbond. Die straat had voor de molen een t-splitsing: één weg ging de stad verder in, één weg leidde naar de oostelijke stadspoort en één weg leidde naar de westelijke stadspoort. De weg was gemaakt van kinderkopjes en aan de weg grensden huizenblokken. De huizen waren grotendeels van steen en niet erg hoog. Er liepen veel mensen op de straten, want vandaag was er markt. Zijn vader en zijn broer stonden hier ergens dichtbij meel te verkopen, wist hij. Eigenlijk wilde hij bij ze gaan kijken, maar de angst voor nog meer klusjes weerhield hem daarvan. Hij liep dus niet in de richting van de markt, maar naar de brug over de Pompenburgsingel. Daar bleef hij staan en keek hij over de rand van de brug naar het water. Er stond die dag niet zo veel wind, dus het water was relatief rustig. Hij was moe en hij was dan ook al half in slaap gevallen toen het geluid van een naderende koets hem wakker schudde. Achter die koets volgde nog een koets en daarachteraan kwamen mannen aangelopen. Het was het leger, met zojuist opgetrommelde militairen. Johan wist niet wat er precies aan de hand was, maar hij wist in elk geval dat de Lage Landen oorlog hadden met Spanje en dat ze (de Lage Landen) er niet goed voor stonden. Hier dacht hij over na toen hij plotseling zijn broer zag lopen. ‘Gerrit! Waar ga je naartoe!?’ riep Johan uit. Gerrit keek hem aan, glimlachte en zei: ‘Ik ga onze vrijheid verdedigen, broertje. Maar maak je niet ongerust. Ik ben terug voor je t weet. We gaan dit gemakkelijk winnen.’ En weer glimlachte Gerrit, deze keer wat minder overtuigend. En toen liep hij weer verder. Met grote ogen keek Johan hem na. Toen ze uit het zicht verdwenen waren, liep Johan naar zijn vader. Die vertelde hem weinig meer: Gerrit was aangewezen om mee te vechten tegen de Spanjaarden en nu zou Johan dus ook Gerrits klusjes moeten doen tot Gerrit terugkwam…
En zo verstreken jaren,
maar Gerrit kwam niet terug. Uiteindelijk maakte Johan, die de molen
erfde toen zijn vader overleed, niet eens het einde van de oorlog
mee.
Johan kreeg een zoon in 1602 die hij naar zijn broer noemde.
Gerrit Johanszoon onderhield de molen zijn hele leven en kreeg in
1637 een zoon. Die noemde hij Peter. Zelf overleed Gerrit in 1640 in
de oorlog tegen Spanje, die toen nog steeds woedde. Peter kreeg een
dochter in 1666, die hij Johanna noemde, naar zijn grootvader. Peter
overleed op zee, in oorlog met de Britse vloot. Johanna werd ziek en
overleed op 12-jarige leeftijd aan de pest. Zo kwam er een einde aan
Johans familielijn in 1688. Toen een nieuw gezin in de molen trok,
zetten ze een standbeeld neer om het tragische leven van de vorige
molenaarsfamilie te gedenken.
In 1740 werd de molen gesloopt.
In 1923 werd in Pompenburg het Grand Theatre Pompenburg gebouwd, een bekende bioscoop.
1930, Pompenburg
Snel liep Pieter de trap op, naar de projector. Over 2 minuten moest de film draaien. Hij sprong de laatste 2 treden naar boven op, duwde de deur open en rende erdoor naar binnen. Hendrik zat al op hem te wachten. Hij liep naar de projector en keek op zijn horloge. Even later begon in de zaal een film van Charlie Chaplin. Dit gebeurde in het Grand Theatre Pompenburg, een theater in Rotterdam waar Pieter werkte. Het was er altijd druk geweest en Pieter had zich dan ook nooit echt druk moeten maken om zijn salaris. Maar nu was er crisis en zijn ontslag dreigde zelfs. Er kwamen steeds minder mensen nog naar de film. De zaal was vaak nog maar voor driekwart gevuld, waar hij eerst vol zat. Pieter moest eigenlijk een kleiner huis gaan zoeken, maar de huizen waren lang niet meer zo veel waard, dus als hij zijn toenmalige woning verkocht zou het lang niet zo veel opleveren als waar hij het jaren terug voor had gekocht. Na de film liep Pieter naar huis. Hij lette amper op waar hij liep omdat hij hard aan het nadenken was over hoe hij deze crisis ging overleven zonder te erge schade.
De crisis ging door en het herstel begon in 1936 pas. Pieter was ondertussen naar het platteland verhuisd omdat de woningen in de steden te duur werden. Hij woonde nog steeds op het platteland op 14 mei 1940, toen Rotterdam werd gebombardeerd. Pieter schrok hevig toen hij hoorde wat er was gebeurd. Na een paar weken ging hij terug naar zijn geboortestad om te kijken hoe het theater ervoor stond. Toen hij eenmaal bij de Pompenburgsingel was aangekomen zag hij alleen nog een ruïne van wat ooit het Grand Theatre Pompenburg was.
In 1940 werd de Delftsche Poort verplaatst naar Pompenburg. Helaas is dat niet helemaal gelukt doordat het bombardement de Poort zo erg had verwoest dat het geen zin meer had. Na 65 jaar is er alsnog een reconstructie van de Delftsche Poort gebouwd in Pompenburg.
Nadat de oorlog afgelopen was in 1945 werd de Pompenburgsingel vervangen voor een brede weg.
In 2010 was er een daklozenopvang gevestigd in Pompenburg. Daar waren de bezoekers aan het tuinieren geslagen. Toen de opvang wegging uit Pompenburg kwamen 2 mannen naar de gemeente met een plan om de tuin in Pompenburg te onderhouden. Na een aantal jaren lukte het hun om toestemming te krijgen. De oorspronkelijke tuin was inmiddels vervallen.
2014, Pompenburg
Daniël stuurde de Luchtsingel in, reed de stoep op en stapte van zijn fiets af. Niet veel later kwam ook Rutger aan. Ondertussen had Daniël de boel al een beetje verkend. ‘We zullen hier wel echt vanaf het nulpunt moeten beginnen, Rut.’ Zei hij. Rutger keek ook om zich heen en knikte instemmend. ‘Ja, van die tuin is weinig nog over. Maar nu we er al zo lang mee bezig zijn wil ik doorzetten ook.’ ‘Ja, ja, natuurlijk.’ Daniël liep het parkje in en wees: ‘Daar in de hoek kunnen we wel een goed aantal groenten planten, denk je niet? En dan lijkt het me handig om daarvoor de opslag te zetten.’ Rutger liep met hem mee en zei: ‘Dat is inderdaad zo’n gek idee nog niet, Daan.’ Maar dan blijft er nog een hele hoop ruimte over. Wat doen we daar dan mee…?’ ‘Tja,’ zei Daniël, ‘dat kunnen we later misschien ook nog wel gaan gebruiken?’
4 jaar later
Ellen liep naar het hutje om even pauze te nemen. Ze had die middag veel gedaan in de tuin en had nu veel trek in een beetje rust. Ze ging naar binnen en nam een glaasje appelsap. Net op dat moment kwam Daniël binnen. Zodra hij Ellen zag glimlachte hij en zei hij hij: ‘Hallo, ff pauze nemen?’ ‘Ja, dat kan ik zo onderhand wel gebruiken.’ Ze liep weer naar buiten en keek naar de tuin. Er was een plein gekomen met allerlei kunstige objecten die waarschijnlijk moesten lijken op letters die de grond in zakten. Zoals gewoonlijk zaten er wat bezorgers te wachten op een bestelling. Sommigen praatten met een vriend, maar de meesten zaten met oortjes in te wachten. Verder was er hier en daar iemand bezig met de tuin. Het was best rustig in de tuin die dag. Maar als Ellen naar links keek, kon ze het rumoerige stadsleven rond Hofplein zien, met aan de overkant van de straat een monument van de Delftsche Poort. Er reden een hoop auto’s over de weg.
Ik keek uit het raam van de auto naar de brug die over Pompenburg ging. Ik probeerde in het voorbijrazen te lezen wat er stond. Ik was me totaal niet bewust van de tuin eronder, of van de geschiedenis die het met zich meedroeg van het Grand Theatre en molen De Pomp en meer…
Voor een bliksemstage schreef Marco Nijbakker, gymnasium 3 GSR, dit superleuke verhaal over het stukje land waar de Vredestuin en Park Pompenburg liggen. Vaak worden de verhalen van het land in de stad vergeten (als het land al door voorbijgangers gezien wordt). Ze zouden vaker opgeschreven moeten worden. Mooi gedaan Marco!
— foto uitgelichte afbeelding in publieke domein. Bron: www.wikipedia.org —