Module 1. Vruchtwisselingsschema’s

 

Vruchtwisselingsschema’s

Elk jaar passen wij onze vruchtwisselingsschema’s aan. Hoe werkt dit?

De meeste van onze tuinen zijn in 6 vakken verdeeld, soms bestaande uit meerdere bedden. Elk jaar schuiven de groenten 1 vak op. Het eerste jaar is het flink puzzelen om een teeltschema te maken. Daarna is het een kwestie van alles 1 vak doordraaien en de wensen verwerken die geuit zijn tijdens de boerenkolenwinterconferenties (de jaarlijkse vergadering met alle mensen die op een tuin meedoen).

 

Waarom rotatie

Elke groente trekt bepaalde ziektes en natuurlijke vijanden aan en heeft bepaalde voedingsstoffen nodig. Wanneer je 1 soort groente jarenlang op dezelfde plaats verbouwt, kan hij steeds meer last krijgen van bepaalde ziektes veroorzaakt door schimmels en plaagdieren (knolvoet, aaltjes, insecten, enz.) die zich vermeerderen omdat precies deze groente voor hen de ideale voedselverschaffer is. Omdat elke groente bovendien bepaalde voedingsstoffen nodig heeft, kunnen ook deze specifieke voedingsstoffen uitgeput raken. Rotatie van de gewassen helpt dit te voorkomen. Daarnaast hebben verschillende planten een verschillend effect op de bodemstructuur en onderdrukken sommige planten onkruid beter dan andere.

 

Op basis waarvan maakt je een vruchtwisselingsschema

Er zijn verschillende elementen op basis waarvan je een wisselteeltschema kunt maken: plantenfamilies, mest-/compostbehoefte, combinatieteelt, onkruiddruk en bodemstructuur. Ik baseer me vooral op de verschillende plantenfamilies en combinatieteelt.

 

Plantenfamilies

De mens heeft geprobeerd alle planten en dus ook alle groentes in families in te delen. Zo heb je bijvoorbeeld vlinderbloemigen (peulvruchten), kruisbloemigen (alle kolen maar ook radijzen, rucola en rapen), schermbloemigen (wortel, pastinaak, peterselie, selderij), komkommerachtigen (pompoen, courgette, komkommer), nachtschade (tomaat, peper, aubergine en ook aardappel) ganzenvoet (rode biet, snijbiet, spinazie) en de narcis- of lookfamilie (ui, prei, knoflook). Meestal ga je er vanuit dat een gewas pas na 4 à 6 jaar op de zelfde plek mag terugkeren. Idealiter heb je ook nooit 2 jaren achter elkaar dezelfde familie op dezelfde plek. Sommige planten lopen meer risico op ziektes wanneer je ze niet roteert dan anderen. Dit is ook afhankelijk van je bodem en van hoeveel diversiteit je in je tuin hebt: heb je zand grond, dan moet je vaker roteren dan op kleigrond. Heb je 4 hectaren kolen, dan heb je meer kans op knolvoetziekte dan wanneer je slechts 1 bed van 1,20 m breed met kruisbloemigen hebt.

 

Compostbehoefte

Sommige planten hebben weinig mest of compost nodig, bijvoorbeeld wortelen. Andere planten, zoals kruisbloemigen en komkommerachtigen hebben juist heel veel voeding nodig. Sommige planten hebben voldoende aan de “restvoeding” van het gewas dat vorig jaar op deze plek stond. Als je bijvoorbeeld het ene jaar mest geeft voordat je pompoenen plant, dan kunnen in dat zelfde bed (soms) het volgende jaar uien zonder dat je die extra mest of compost hoeft te geven omdat de pompoenen niet alle voeding opgenomen hebben.

 

Combinatieteelt: spreiding in tijd en ruimte en “goede buren”

Spreiding in tijd

Wij baseren ons ook op de spreiding in ruimte en tijd. Zo maken wij een onderscheid tussen hoofd-, voor- en nateelten. De hoofdteelt is de belangrijkste teelt voor dat jaar op die plek. Deze heeft een lange groeitijd. Sommige gewassen gaan echter pas laat de grond in. Pompoenen, courgettes en tomaten bijvoorbeeld plant je pas half mei buiten omdat het vóór die tijd doorgaans te koud voor hen is. Dat betekent dat je in de maanden daarvoor een ander gewas op die plek kunt telen. Daarna meestal niet meer. Als je iets nieuws zaait of plant, let er dan op dat dit gewassen zijn die snel klaar zijn om te oogsten. Denk hierbij aan sla, spinazie of radijs.

Er zijn ook gewassen die al vroeg geoogst worden. Daarna is er nog ruimte voor een “nateelt”.

Sommige gewassen kunnen op het veld overwinteren. Die kun je dus gewoon laten staan totdat je die plek nodig hebt voor een ander gewas. Dit geldt bijvoorbeeld voor prei en sommige kolen. Ik duid dit in vruchtwisselingsschema’s soms aan met “overblijver”. Let er in je planning op waar je de overblijvers neerzet: boerenkool als overblijver vóór pompoenen kan veel langer blijven staan dan boerenkool voor tuinbonen. Tuinbonen zaai je immers al vanaf eind februari buiten en pompoenen pas halverwege mei. Maar om het nog wat complexer te maken én je meer mogelijkheden te bieden, kun je ook “spreiden in de ruimte.

Spreiding in ruimte

Er zijn planten die klimmen, die dicht bij de grond groeien of wat hoger. In de permacultuur onderscheiden we zelfs 7 verschillende lagen. Hier kun je gebruik van maken in je tuin. Zo kun je stoksperziebomen langs bonenstaken laten klimmen. Daaronder is dan ruimte voor pompoenen die de bodem bedekken en daardoor bovendien het onkruid onderdrukken. Ook tomaten die je opbindt laten dichter bij de bodem ruimte om er iets onder te telen. Courgettes hebben uiteindelijk ongeveer 1m2 ruimte nodig, maar in het begin zijn ze zo klein dat je er makkelijk sla tussen kunt telen. Dit duid ik in vruchtwisselingsschema’s soms aan met “tussen” of “tussenteelt”. Eventueel zou je tussen je “overblijvende” boerenkool die je tot april laat staan ook alvast tuinbonen kunnen zaaien. De Boerenkolen zij dan immers al hoog en de tuinbonen nog laag. Qua ruimte zitten ze elkaar (in het begin) niet in de weg.

Goede buren

Tenslotte zijn er ook planten die een goede uitwerking op elkaar schijnen te hebben. Hier is veel discussie over, dus leuk om daarmee te experimenteren. Wortel en lookplanten schijnen “goede buren” te zijn omdat de wortelvlieg die de wortel belaagt niet van de geur van look houdt en de preivlieg niet van de geur van wortel.

 

Verschillende visies

Zoals bij alles zijn er ook op het gebied van de groenteteelt tal van verschillende visies. In bovenstaande heb ik opgeschreven waar ikzelf rekening mee hou bij het maken van onze vruchtwisselingsschema. Het is zeker de moeite waard om te kijken hoe andere mensen het aanpakken! Laat ik op deze plek mijn oud-leraar Bart Willems van de Warmonderhof citeren. Als wij hem om vastigheid vroegen, om wetten, dan zij hij altijd “Niets is altijd zo.” Daarbij bedoelde hij dat je altijd naar de omstandigheden moet kijken: hoe is de bodem, wat is de lokale temperatuur, heb je een productiebedrijf of een hobby tuin? Ben jij de enige die daar werkt of is het een gemeenschappelijke tuin enz. Al deze gegevens samen bepalen wat in jouw tuin het beste werkt.

 

Permacultuur

Om de discussie, de verwarring, de eigen observatie en het experiment nog meer aan te wakkeren wil ik besluiten met een paar zinnen over permacultuur. Zelf weet ik hier niet zo veel van af dus vergeef me als ik dingen zeg die niet kloppen. In de permacultuur zeggen ze dat je de wisselteelt ook geheel achterwege kunt laten zolang je alles maar voldoende door elkaar zet! Net zoals in een natuurlijk ecosysteem, daar groeit ook van alles door elkaar (wel in een samenhangend systeem). Voor onze tuinen is dit echter niet zo praktisch omdat je voor zo’n systeem heel goed moet weten waar alles staat. Met ons grote verloop van vrijwilligers zou het heel lang duren voordat een nieuweling weet waar alles staat. Daarom kiezen wij toch voor een vruchtwisselingsschema met combinatieteelt.

We wensen je veel plezier en leergierigheid

Hilde

Teeltplan Vredestuin 2021

Teeltplan Vredestuin Noord 2021

Teeltplan Tuin op Hofbogen 2021

Teeltplan Bloklandtuin 2021

Teeltplan Wilgenplantsoen 2021

 

Bronnen/verder lezen:

lessen Warmonderhof

Velt, Handboek Ecologisch tuinieren

Jean-Martin Fortier, Zo krijg je een rendabele kleine tuinderij/The Market Gardener